Wieluitlijning

Wieluitlijning

Benodigd speciaal gereedschap
Wieluitlijning bevestigingshulpmiddel meetgereedschap (  07NAJ-SS00301)
 



De voorwielvlucht (camber) en het toespoor van de wielophanging kunnen worden aangepast. Al deze afstellingen beïnvloeden elkaar echter. Als u bijvoorbeeld de sporing afstelt, verandert ook de wielvlucht. Daarom moet u de voorwieluitlijning in het geheel opnieuw uitvoeren als u de wielvlucht of de sporing afstelt.

Controles vóór het uitlijnen


Voor het op de juiste wijze inspecteren en afstellen van de wieluitlijning voert u de volgende controles uit:

1.Maak de handrem vrij om onjuiste metingen te vermijden.

2.Controleer of er niets is gewijzigd aan de wielophanging.

3.Controleer de maat van de banden en de bandenspanning.

Maat van de banden: 
 Voor/achter: 
 14 inch wielschijf: 175/65R14 82T 
 15 inch wielschijf: 185/55R15 82V 


Bandenspanning: 
 Voor: 220 kPa (2,2 kgf/cm2) 
 Achter: 210 kPa (2,1 kgf/cm2) 


4.Controleer wielen en de banden op slingeren.

5.Controleer de fuseekogels. (Houd een wiel in uw handen en beweeg het op en neer en van links naar rechts om te controleren op slingeren).

 

6.Laat het voertuig een aantal malen op en neer veren om de ophanging te stabiliseren.

Inspectie caster voorzijde


1.Laat het voertuig omhoog komen en verwijder de wieldoppen.

OPMERKING: Duw de dop op het aluminiumwiel van binnen naar buiten nadat u het wiel hebt verwijderd.

2.Zet de draaihoekmeters onder de voorwielen. Plaats platen onder de achterwielen met dezelfde dikte als de draaihoekmeters en laat het voertuig vervolgens zakken.

OPMERKING: Controleer of de auto vlak staat met de wielen op de draaiplaten en de platen.

3.Breng het meethulpstuk wieluitlijning en de camber-/castermeter (A) aan op de wielnaaf. Trek de handrem aan zodat de voorwielen geblokkeerd zijn.

 

4.Draai het voorwiel 20 ° naar buiten en verdraai de afstelschroef op de camber-/castermeter zo dat de bel op 0 ° staat.

5.Draai het wiel 20 ° naar binnen en lees met de bel in het midden van de meter het caster af. Als het caster niet binnen de specificaties valt, controleren op verbogen of beschadigde componenten van de wielophanging.

Casterhoek voorwielen: 2 ° 10 ¢±1 ° 

Voorwielen inspectie camber


1.Draai de voorwielen in de rechtuitstand.

2.Laat het voertuig omhoog komen en verwijder de wieldoppen.

OPMERKING: Duw de dop op het aluminiumwiel van binnen naar buiten nadat u het wiel hebt verwijderd.

3.Breng het bevestigingshulpmiddel (A) voor het uitlijnen van de wielen en de camber-/castermeter aan op de wielnaaf.

 

4.Lees het camber af op de meter met de bel in het midden. Als het camber niet binnen de specificaties valt, stel deze dan af.

Camber voorwielen: 0 ° 00 ¢±1 ° 

Camber voorwielen afstellen


Het camber van de voorwielen kan worden afgesteld door een of beide van de klembouten van de schokdemper te vervangen door afstelbouten met een kleinere diameter. Het verschil in diameter tussen de afstelbout en het gat van de klembout maken een geringe mate van afstellen mogelijk.

 

1.Verwijder de voorwielen.

2.Verwijder de demperklemmoeren en bouten (A) en draai dan losjes nieuwe demperklemmoeren en bouten aan. Stel dan het camber af door de onderkant van de schokbreker zover als de speling van de schokbrekerklembout toe staat te verdraaien.

 

3.Draai de bouten vast met het voorgeschreven aantrekkoppel.

4.Monteer de voorwielen weer. Laat de voorzijde van het voertuig op de grond zakken en laat het voertuig een aantal keren op en neer inveren om de wielophanging te stabiliseren.

5.Controleer het camber. Als deze binnen de specificaties valt, controleer dan het toespoor. Als deze niet binnen de specificaties valt, ga dan naar 6.

6.Verwijder de voorwielen.

7.Vervang de klembouten van de schokdemper door de afstelbouten (A) en stel het camber af.

OPMERKING:
  • Het camber kan tot ongeveer 20 ¢ gecorrigeerd worden door een klembout van de schokdemper te vervangen door een afstelbout.
    Als de meting minder is dan ±50 ¢ (midden van de tolerantiewaarde), de bovenste klembout van de schokdemper vervangen door een afstelbout.
    Als de meting meer is dan ±50 ¢ (midden van tolerantiewaarde), de bovenste en de onderste schokdemperklembout vervangen door de afstelbouten.
    Het camber kan tot 1 ° 40 ¢ (midden van tolerantiewaarde) worden gecorrigeerd door zowel de bovenste als de onderste schokdemperklembouten te vervangen door de afstelbouten. Het verschil tussen de hoek aan de linkerzijde en die aan de rechterzijde mag echter nooit groter zijn dan 2° 20 ¢.
  • Gebruik bij het inbouwen nieuwe moeren (B).

 

8.Draai de bouten vast met het voorgeschreven aantrekkoppel.

9.Monteer de voorwielen weer. Laat de voorzijde van het voertuig op de grond zakken en laat het voertuig een aantal keren op en neer inveren om de wielophanging te stabiliseren.

10.Controleer het camber. Als dit niet binnen de specificatie valt, controleer dan het toespoor en stelt dit zonodig opnieuw af. Als dit niet binnen de specificaties valt, stel dit dan opnieuw af en controleer opnieuw. Als het camber niet zodanig kan worden afgesteld dat het voldoet aan de specificaties, controleer dan op verbogen of beschadigde componenten van de wielophanging.

Inspectie camber achterwielen


1.Laat het voertuig omhoog komen en verwijder de wieldoppen.

OPMERKING: Duw de dop op het aluminiumwiel van binnen naar buiten nadat u het wiel hebt verwijderd.

2.Breng het bevestigingshulpmiddel (A) voor het uitlijnen van de wielen en de camber-/castermeter aan op de wielnaaf.

 

3.Lees het camber af op de meter met de bel in het midden. Als de camber niet binnen de specificaties valt, controleren op verbogen of beschadigde componenten van de wielophanging.

Camber achterwielen: -1 ° 00 ¢±1 ° 

Sporing inspecteren/afstellen


1.Zet de spaken van het stuurwiel in het midden.

2.Controleer de sporing. Als deze niet binnen de specificaties valt, ga dan naar 3.

Toespoor voorwielen: 0±3 mm 


3.Draai de borgmoer (A) los terwijl u het spoorstangeind vasthoudt (B).



Zorg dat u het uiteinde van de spoorstang met een steeksleutel vastzet.

 

4.Draai de spoorstang (C) totdat de sporing correct is.

OPMERKING: Verstel het rechter en linker wiel tegelijkertijd en met dezelfde afstelwaarde in tegengestelde richting, om zo de correcte sporingwaarde te verkrijgen en het stuurwiel in de rechtuitstand te houden.

5.Na het afstellen, draait u de borgmoer vast terwijl u de spoorstang vasthoudt. Zorg daarbij dat de afstelling van de sporing niet meer verandert.

Sporingsinspectie achterwielen


1.Zet de handrem los.

2.Controleer de sporing. Als dit niet binnen de specificaties valt, controleren dan op verbogen of beschadigde componenten van de wielophanging.

Toespoor achterwielen: 2+2-1 mm 

Draaihoek inspecteren


1.Til het voertuig op en zet de draaihoekmeters onder de voorwielen. Plaats platen onder de achterwielen met dezelfde dikte als de draaihoekmeters en laat het voertuig vervolgens zakken.

OPMERKING: Controleer of de auto vlak staat met de wielen op de draaiplaten en de platen.

 

2.Draai het stuurwiel volledig naar rechts en naar links terwijl u de rem intrapt en controleer de draaihoeken van beide voorwielen. Als de draaihoek niet binnen de specificaties valt of de hoekverdraaiing binnenwaarts rechts anders is dan links, ga dan naar 3.

Draaihoek: 
 Naar binnen: 
 14 inch wielschijf: 41 ° 00 ¢±2 ° 
 15 inch wielschijf: 38 ° 00 ¢±2 ° 
 Naar buiten (referentie) : 
 14 inch wielschijf: 36 ° 00 ¢ 
 15 inch wielschijf: 34 ° 00 ¢ 


3.Controleer de sporing. Als deze correct zijn maar de draaihoek niet binnen de specificaties valt, controleren op verbogen of beschadigde componenten van de wielophanging.