Storingzoeken in het EPS (Behalve HATC-model)

Storingzoeken in het EPS

EPS-controlelampje

Normaal gesproken gaat het EPS-controlelampje branden als de contactschakelaar op AAN (II) staat, en weer uit als de motor gestart is. Dat wil zeggen dat het gloeilampje en het circuit goed werken.
In het geval van problemen met het systeem na het starten van de motor, blijft het EPS-controlelampje branden en gaat de stuurbekrachtiging uit.

Als het EPS-controlelampje gaat branden, onthoudt de regeleenheid de DTC. In dit geval activeert de regeleenheid het EPS-systeem niet als de motor weer draait, maar blijft het EPS-controlelampje branden.

Als een storing wordt gesignaleerd en het EPS-controlelampje gaat branden, blijft soms het controlelampje branden totdat de contactschakelaar op UIT wordt gezet, en gaat soms het controlelampje automatisch uit als het systeem weer normaal werkt. Zelfs als het systeem normaal werkt, gaat in de volgende omstandigheden het EPS-controlelampje branden:


Om de werkelijke oorzaak van de storing te achterhalen, moet u de klant vragen naar de omstandigheden waarin de storing optrad. Hou daarbij rekening met de bovenstaande omstandigheden.

Storingscode (DTC)


Zelfdiagnose


Er zijn twee categorieën zelfdiagnose:

De EPS-regeleenheid voert de volgende functies uit als door middel van zelfdiagnose een storing vastgesteld wordt.

1.Het EPS-controlelampje aanzetten.

2.De DTC onthouden.

3.Stuurbekrachtiging uitschakelen en handmatig sturen inschakelen.
OPMERKING:
  • Als DTC 22 (een storing in het circuit voor het motortoerentalsignaal) gesignaleerd wordt, keert de stuurbekrachtiging terug naar normaal als het voertuig ten minste 5 km/u bereikt heeft.
  • Afgezien van DTC 22, 23, 64 en 66 gaat het EPS-controlelampje automatisch uit als het systeem weer normaal werkt. Bij alle andere codes gaat het EPS-controlelampje uit als het systeem weer werkt nadat de contactschakelaar van UIT op AAN (II) gezet wordt.

Beperking op de stuurbekrachtiging


Bij herhaaldelijk extreme stuurkracht, bijvoorbeeld als het stuurwiel telkens heen en weer gedraaid wordt terwijl het voertuig stilstaat, neemt het stroomverbruik in de EPS-motor toe. Door de toename van elektrische stroom warmt de motor op. Omdat deze warmte nadelig is voor het systeem, controleert de regeleenheid de elektrische stroom van de motor.

Als de regeleenheid een temperatuurverhoging in de motor waarneemt, wordt de elektrische stroom naar de motor geleidelijk teruggebracht om het systeem te beschermen en werkt de stuurbekrachtiging slechts beperkt. Tijdens deze functie gaat het EPS-controlelampje niet branden.

Als er geen stuurkoppel op het stuurwiel uitgeoefend wordt, of als de contactschakelaar uitgeschakeld wordt, bouwt de regeleenheid de stuurbekrachtiging weer geleidelijk op tot volle werking. (Dit duurt maximaal 20 seconden.)

Storingzoeken van EPS-DTC's


Benodigd speciaal gereedschap
DLC-penkast (  07WAJ-0010100)
 

SCS-kortsluitstekker (  07PAZ-0010100)
 



Bij de procedures in het stroomschema voor storingzoeken wordt ervan uitgegaan dat de oorzaak van de storing nog steeds aanwezig is en het EPS-controlelampje nog steeds brandt. Als u het stroomschema volgt als het EPS-controlelampje niet brandt, leidt dit wellicht tot een verkeerde diagnose.
In de tekeningen van de stekker worden de vrouwelijke aansluitstekkers aangegeven met een enkele lijn en de mannelijke met een dubbele lijn.

1.Stel de klant vragen over de omstandigheden waaronder de storing op is getreden en tracht dezelfde omstandigheden na te bootsen als u de storing zoekt. Vraag wanneer het EPS-controlelampje ging branden, bijvoorbeeld tijdens het draaien, na het draaien, toen het voertuig op een bepaalde snelheid was, enz.

2.Als het EPS-controlelampje tijdens de proefrit niet aangaat en u zoekt de storing op basis van de DTC, controleer dan op losse stekkerverbindingen, slechte aansluitcontacten, etc., vóórdat u de storing zoekt.

3.Wis na het storingzoeken de DTC en maak een proefrit met het voertuig. Controleer of het EPS-controlelampje niet gaat branden.

EPS-DTC's opvragen


De Honda PGM-tester:


1.Met contactschakelaar op UIT, de Honda PGM-tester (A) op de 16-pins datalinkstekker (DLC) (B) aansluiten onder het dashboard aan de bestuurderszijde.

 

2.Zet de contactschakelaar op AAN (II) en volg de instructies op de PGM-tester om de DTC('s) op het scherm op te vragen. Na het vaststellen van de DTC, kijkt u in de index voor het DTC-storingzoeken.OPMERKING: SCS Short Connector Method (EU Model):

Met diagnosesignaalcircuit:


Behalve KG-, KE- en KR-modellen:

1.Zet de contactschakelaar op UIT en sluit de DLC-penkast aan op de datalinkstekker (DLC) (A) onder het dashboard aan bestuurderszijde.

 

2.Verbind de DLC penkastaansluitingen nr. 4 en 9 met een hulpdraad (B) en druk de schakelaar (C) in.

3.Zet de contactschakelaar AAN (II).

KG-, KE- en KR-modellen:

4. Zet de contactschakelaar op UIT, sluit de SCS-kortsluitstekker aan op de servicestekker (2-pins) (A) onder het dashboard aan de bestuurderszijde.

 

5.Zet de contactschakelaar AAN (II).

Alle modellen:


6.De knipperfrequentie geeft de DTC aan. DTC's worden aangeduid door het afwisselend lang en kort branden van het controlelampje. Zet lange en de korte knipperingen achter elkaar om de DTC te kunnen vaststellen. Na het vaststellen van de DTC, kijkt u in de index voor het DTC-storingzoeken.
Het systeem zal de DTC niet aanduiden tenzij er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  • De voorwielen staan recht vooruit.
  • De contactschakelaar is AAN (II).
  • De motor staat uit.
  • De SCS-stroomkring is met de massa verbonden vóórdat de contactschakelaar AAN (II) is gezet.

 

Behalve KG-, KE- en KR-modellen:


7.Zet de contactschakelaar UIT.

8.Koppel de DLC-penkast los van de DLC.

KG-, KE- en KR-modellen:


9.Zet de contactschakelaar UIT en verwijder de SCS-kortsluitstekker.

10.Wis de DTC.
OPMERKING:
  • Het defectsignaleringslampje (MIL) blijft branden als de motor draait als de SCS-kortsluitstekker (DLC-aansluitdoos aansluiting nr.4 and nr. 9) is aangesloten.
  • Als het EPS-controlelampje niet begint te branden zoals hierboven aangegeven, controleer het SCS-circuit dan op draadbreuk of kortsluiting met massa alvorens storingen te zoeken in het systeem.

EPS-DTC's wissen


De Honda PGM-tester:


1.Met contactschakelaar op UIT, de Honda PGM-tester (A) op de 16-pins datalinkstekker (DLC) (B) aansluiten onder het dashboard aan de bestuurderszijde.

 

2.Draai de contactschakelaar in de stand AAN (II) en wis de DTC's door de meldingen op het scherm van de PGM-tester op te volgen.

OPMERKING: SCS Short Connector Method (EU Model):

Met diagnosesignaalcircuit:


Behalve KG-, KE- en KR-modellen:


OPMERKING: Volg deze procedure als de PGM-testersoftware niet overeenkomt met het bouwjaar/model van het betreffende voertuig.

1.Zet de contactschakelaar op UIT en sluit de DLC-penkast aan op de 16-pins datalinkstekker (DLC) (A) onder het dashboard aan bestuurderszijde.

 

2.Zet de voorwielen recht vooruit terwijl het voertuig op de grond staat.

3.Verbind de DLC penkastaansluitingen nr. 4 en 9 met een hulpdraad (B) en druk de schakelaar (C) in.

KG-, KE- en KR-modellen:


4. Zet de contactschakelaar op UIT, sluit de SCS-kortsluitstekker aan op de servicestekker (2-pins) (A) onder het dashboard aan de bestuurderszijde.

 

5.Zet de voorwielen recht vooruit terwijl het voertuig op de grond staat.

Alle modellen:


6.Draai het stuurwiel 45° naar links vanaf de rijstand recht vooruit en houd het stuur in die stand vast.

7.Zet de contactschakelaar AAN (II). Het EPS-controlelampje brandt ongeveer 4 seconden en gaat dan weer uit.

8.Draai het stuurwiel binnen 4 seconden nadat het EPS-controlelampje uit gaat terug naar de rijstand recht vooruit en laat het stuur los.Binnen 4 seconden nadat u het stuur losgelaten hebt, gaat het EPS-controlelampje opnieuw branden.

9.Draai het stuurwiel binnen 4 seconden nadat het EPS-controlelampje is gaan branden opnieuw 45° naar links en hou het stuur in die stand vast.Na 4 seconden gaat het EPS-controlelampje uit.

10.Draai het stuurwiel binnen 4 seconden nadat het EPS-controlelampje uit gaat opnieuw terug naar de rijstand recht vooruit en laat het stuur los. Binnen 4 seconden nadat u het stuurwiel losgelaten hebt, knippert het EPS-controlelampje tweemaal om aan te duiden dat de DTC gewist is.
OPMERKING: Als het EPS-controlelampje niet tweemaal knippert, is de procedure niet goed uitgevoerd en is de DTC niet gewist. Zet de contactschakelaar op UIT en herhaal de procedure vanaf stap 3.

11.Als het EPS-controlelampje tweemaal heeft geknipperd, zet de contactschakelaar dan op UIT.

12.Maak de DLC-penkast of de SCS-kortsluitstekker los van de DLC.

13.Voer de DTC-code uitvoerbewerking uit en controleer of de code gewist is.